Delft01.jpg

Aanmelden nieuwsbrief

Blijf op de hoogte met de maandelijkse nieuwsbrief
Gebruiksvoorwaarden

Inhoud winkelwagen

Winkelwagen is leeg.

Programma orgelconcert Rotterdam 28 januari 2022

Orgelconcert
Rotterdam, Grote of Sint Laurenskerk
Marcussen-orgel (1973)

Dit concert is niet te bezoeken, maar online te beleven via 
het YouTube-kanaal van Minne Veldman

  1. Minne Veldman (1980)
    Intrada
  2. Hendrik Andriessen (1892-1981)
    Sonata da Chiesa
    (Tema con Variazioni e Finale)
  3. Alec Rowley (1892-1958)
    Benedictus
  4. William Mathias (1934-1992)
    Processional, opus 96
  5. Johann Sebastian Bach (1685-1750)
    Trio Sonata 3 d-moll, BWV 527
    * Andante
    * Adagio e dolce
    * Vivace
  6. Antonio Vivaldi (1678-1741)
    Concerto in sol minore, RV 328
    * Allegro
    * Largo
    * Allegro
  7. César Franck (1822-1890)
    Pièce Héroïque, FWV 37
    (Trois Pièces pour Grand Orgue)
  8. Joseph Bonnet (1884-1944)
    Elfes
    (Douze Pièces Nouvelles pour Grand Orgue, opus 7)
  9. Charles-Marie Widor (1844-1937)
    Finale
    (Symphonie No. 6 en sol mineur, opus 42.2)
  10. Klaas Jan Mulder (1930-2008)
    Méditation en si bémol mineur
    (Réconstruction d'une improvisation à St.-Ouen de Rouen)

 


Mijn 70e online-orgelconcert wordt een heel bijzondere! Op vrijdagavond 28 januari 2022 kunt u vanaf 20.00 uur kijken en luisteren naar het hoofdorgel van de Grote of Sint Laurenskerk te Rotterdam. Dit magistrale instrument is in 1973 gebouwd door de Deense firma Marcussen & Søn en geldt met zijn 85 registeres, verdeeld over 4 klavieren en pedaal, als het grootste orgel van Nederland en het grootste volledig mechanische pijporgel van Europa. Omdat het zo'n fantastische locatie is en omdat het mijn 70e onlineconcert betreft, pak ik deze keer extra uit. Het programma duurt ruim 80 minuten en wordt professioneel opgenomen door Concertstreamz (Samuël Strijbis).

Speciaal voor deze gelegenheid heb ik een nieuwe compositie geschreven: een feestelijke Intrada. Daar beginnen we mee in Rotterdam. Het werk is geschreven in 8/8-maat. Door dit onregelmatige ritme klinkt het fris en feestelijk. Het is een overrompelende binnenkomer, waarbij gelijk ook de chamades worden gebruikt. Dat zijn zeer krachtige, horizontaal geplaatste tongwerken, ontstaan in de Spaanse orgelbouw en daarom ook wel Spaanse trompetten genoemd. Op de foto kijk je vanaf de klaviatuur naar boven tegen de onderkant van deze chamades aan.

Als tweede programmaonderdeel heb ik gekozen voor een werk van de Nederlandse componist Hendrik Andriessen. Hij was vanaf 1913 organist van de Sint Josephkerk in Haarlem en werd in 1934 organist en dirigent aan de Sint Catharinakathedraal van het Aartsbisdom Utrecht, waar hij in 1937 ook directeur van het conservatorium werd. Later werd hij directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en buitengewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Ook als componist was hij zeer productief. Hij schreef onder meer kamermuziek, orkestmuziek (waaronder 4 symfonieën) en twee opera's, maar legde zich vooral toe op het orgel en op vocale muziek (liederen en koorwerken). Daarbij verborg hij bepaald niet zijn bewondering voor Franse componisten als César Franck en Gabriel Pierné. In zijn oeuvre is onmiskenbaar een laat-romantische sfeer te herkennen, maar ook modernere elementen zoals de hele toons-toonladder komen er in voor. De Sonata da Chiesa uit 1927 is een van zijn beroemdste orgelwerken en bestaat uit een thema met variaties, gevolgd door een sprankelende finale, die weer afgesloten wordt met het thema als breed gespeeld koraal.

De Engelse componist, organist, pianist, docent en schrijver Alec Rowley werd geboren op 13 maart 1892 in Londen en overleed op 11 januari 1958 tijdens een potje tennis, thuis in Shepperton. Hij was organist in verschillende Londense kerken, waaronder St Margaret's, Westminster, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Veel van zijn orgelwerken zijn kort en eenvoudig: koraalvoorspelen, toccata's, marsen en voluntaries, geschikt voor kleinere orgels en minder ervaren bespelers. Grotere, maar zelden gespeelde werken zijn de Heroic Suite, een Sonate in A minor en 2 symfonieën. Ik speel in Rotterdam zijn bekendste werk: Benedictus (Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer), gecomponeerd in 1931 en uitgegeven door de grote Engelse uitgever Novello. Dit Benedictus heeft echter geen liturgische functie, aangezien het geen deel uitmaakt van een mis, maar als zelfstandig werk is gecomponeerd. Het is een prachtig, sfeervol en harmonieus werk. Het begint en eindigt zeer verstild (met de prachtige strijkers van het zwelwerk) en kent halverwege een kleine en een grote climax. De registranten hebben het druk in dit Benedictus, waarin een scala aan prachtige klankkleuren wordt gepresenteerd.

De Welshman William Mathias werd geboren in Whitland op 1 november 1934 en overleed op 29 juli 1992 in Menai Bridge. Hij was componist, muziekpedagoog, dirigent en pianist. Hij componeerde voor muziektheater, symfonische muziek, concerten voor instrumenten en orkest, vocale muziek, kamermuziek en werken voor orgel. Hij schreef vele werken voor de Anglicaanse liturgie. Heel bekend werd zijn Anthem 'Let the people praise Thee, o God' uit 1981, gecomponeerd voor de huwelijksplechtigheden van Prins Charles en Lady Diana Spencer. Op mijn eerste officiële solo-CD (Harlingen 2002) speelde ik Mathias' Recessional. In de Laurenskerk staat deze avond zijn Processional op het programma. Beide werken komen uit opus 96. Het zijn termen die bij een bruiloft horen. De Processional is muziek voor het begin van de ceremonie, de Recessional hoort bij het einde daarvan. De orgelwerken van Mathias zijn vitaal en meeslepend, onder meer door hun opvallende ritmiek en harmonieën. Frisse muziek met een moderne touch, maar toch heel toegankelijk. Bovendien horen we ook in dit Processional weer allerlei verschillende klankkleuren van het veelzijdige Marcussen-orgel.

Dat het heel goed mogelijk is om een groot symfonisch orgel als dat van de Laurenskerk ook klein, verfijnd en kamermuzikaal te laten klinken, bewijst de uitvoering van de 3e triosonate van Johann Sebastian Bach. Klein en transparant geregistreerd horen we de schoonheid van enkele zelfstandige registers. In het eerste deel (Andante) horen we een dialoog tussen het rugwerk (linkerhand op het eerste klavier) en het borstwerk (rechterhand op het vierde klavier). Niet de meest ideale houding voor deze ingewikkelde muziek, maar de klank gaat boven alles. In het tweede deel klinkt het rugwerk (met de Quintadeen) tegenover het bovenwerk. In het laatste deel worden meer registers gecombineerd. De meest opvallende klanken komen van de Sifflet 1 1/3-voet (rugwerk) en de Tertiaan II-sterk (borstwerk, gekoppeld aan het hoofdwerk). Deze hoge stemmen zorgen voor een frisse en twinkelende klank. Met deze derde sonate zijn we alweer op de helft van de zes prachtige triosonates van Bach. Eerder deze maand speelde ik in Schiedam de eerste en in Middelburg de tweede sonate. De vierde staat op 11 februari in Hasselt op het programma.

Een van de grootste barokcomponisten was de Italiaan Antonio Vivaldi. Italië was het centrum van de Europese muziek en zodoende werd ook de muziek van Vivaldi al snel internationaal bekend. Zo weten we bijvoorbeeld dat Bach een groot bewonderaar van hem was en verschillende van zijn instrumentale concerten voor klavier (orgel, klavecimbel) bewerkte. Vanaf 1718 reisde Vivaldi veel, naar allerlei Italiaanse steden (Rome bijvoorbeeld), maar ook naar Praag en Wenen, waar hij de Oostenrijke keizer Karel VI bezocht. In 1741 is hij ook in Wenen overleden (hij was in Venetië geboren in 1678). Vivaldi was een zeer productief componist. Hij is vooral bekend van zijn Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden) en een cyclus van vier vioolconcerten. In totaal schreef hij ruim 700 composities. Daarin nemen zijn 500 concerten de grootste plaats in, waarvan maar liefst 223 concerten voor viool. Ik speel een orgeltranscriptie van een van zijn vele vioolconcerten (voor vioolsolo en strijkorkest), RV 328 in sol minore (g-mineur), bewerkt door Francesco Tasini. Een kort Adagio wordt omgeven door twee uitgebreide Allegro-delen, die ik in omgekeerde volgorde speel.

Het orgel van de Laurenskerk leent zich ook goed voor de Franse romantiek. Er is zeker een vertaalslag nodig met zorgvuldig registreren, maar het resultaat is wel degelijk overtuigend. Dat horen we tijdens dit concert in drie werken, van Franck, Bonnet en Widor. Als eerste van deze drie horen we het Pièce Héroïque van César Franck, een majestueus en trots werk. Onder aandringende staccato-akkoorden in de rechterhand wordt een sterk ritmische en meeslepende melodie begonnen, die al snel wordt beantwoord met een tweede hoofdgedachte in de sopraan. Na een eerste, nog ingehouden fortissimo en pianistische akkoordbrekingen over het hele klavier komen we tot een voorlopige afsluiting op het dominant septiemakkoord. Franck noemde zijn orgel zijn orkest ("Mon orgue c'est mon orchestre"). Dat is te merken in dit werk, waarin we orkestrale gedachten ontdekken. Na de voorlopige afsluiting is het net of paukenslagen een prachtig 'quatuor' (kwartet) voor de houtblazers aankondigen, dat verder ontwikkeld wordt in de canon. Motieven uit het eerste thema klinken aanvankelijk schoorvoetend, waarna de tweede hoofdzin definitief in een tuttiklank openbloeit. In plechtige Grand-Choeur-akkoorden leidt het quatuor-thema het werk naar een stralend slot, met opnieuw de paukenslagen tot besluit.

Joseph Bonnet kreeg aan het conservatorium van Parijs les van Alexandre Guilmant en Louis Vierne. Na zijn studie werd hij in 1906 benoemd als organiste-titulaire van l'Église Saint-Eustache. In 1911 volgde hij zijn vroegere leraar Guilmant op aan het Conservatoire National Supérieur de Musique te Parijs. In 1917 verhuisde hij naar de Verenigde Staten, waar hij rondtoerde en tot 1919 ongeveer 100 concerten gaf. In 1921 richtte hij de orgelafdeling op van de Eastman School of Music in Rochester (New York). Daarna keerde hij terug naar Frankrijk, maar in 1940 vluchtte hij weer naar Amerika, waar hij veel orgelmuziek componeerde. Tijdens een korte trip naar Canada in 1944 overleed hij. Zijn bekendste werk is Variations de Concert, opus 1, met een beruchte pedaalsolocadens. Tijdens dit concert speel ik een deel uit zijn Douze Pièces Nouvelles, opus 7: Elfes, een kort en luchtig werkje.

Als absolute uitsmijter klinkt de spectaculaire Finale uit Symphonie No. 6 van Charles-Marie Widor, die organist was van het grote Cavaillé-Coll-orgel in de Saint Sulpice te Parijs. Het is een feestelijk en effectvol werk, geschreven als een rondo volgens de Weens-klassieke rondostructuur. De eerste zeven noten van de bovenstem geven het materiaal af voor een constante variatietechniek. Op de laatste bladzijde wordt het toch al grootse fortissimo nog uitgebreid met de chamades en - op het slotakkoord - enkele vulstemmen.

De verleiding is groot om met deze overdonderende tutti-klank te eindigen. Maar dat doen we niet. Deze keer sluit ik af met een heel ingetogen klank. Want het allermooiste van dit machtige orgel is wat mij betreft de klank van de prachtige strijkers. En daarvan genieten we intens met een reconstructie van de door Klaas Jan Mulder geïmproviseerde Méditation. De fraaie strijkers in de zwelkast, de 32-voet in het pedaal, en een soort van Flûte Harmonique voor de prachtige melodie. Mulder zette hiermee op het Cavaillé-Coll-orgel in Rouen een aangrijpend mooie sfeer neer. Toen ik in 2019 in Parijs mocht concerteren, speelde ik deze Méditation op het grote Van den Heuvel-orgel in de Saint-Eustache. En ook hier in 'onze eigen' Laurenskerk klinkt dit echt betoverend. Een mooiere afsluiting kon ik niet bedenken.