Kampen181020_01.jpg

Aanmelden nieuwsbrief

Blijf op de hoogte met de maandelijkse nieuwsbrief
Gebruiksvoorwaarden

Inhoud winkelwagen

Winkelwagen is leeg.

Recensie orgelconcert Alkmaar 11 juli 2008

Recensie van het orgelconcert door Minne Veldman in Orgelzaal Booy te Alkmaar op vrijdag 11 juli 2008.

"Nieuwe paden" bewandelden we met Minne Veldman op 11 juli 2008 in Orgelzaal Booy. Hij bracht voor Booy veel nieuwe orgelwerken mee met een "Engels-Frans"-programma.

Voor de pauze klonk, - als we "emigrant" Händel daar ook toe mogen rekenen - , louter licht getoonzette Engelse muziek, opklimmend van de vroege 18e eeuw tot nu. Händels populaire Concert nr. 6 voor harp en orkest liet Veldman op het grote Booy-instrument klinken als op een kabinetorgel. Bescheiden geregistreerd dus, zoekend naar het ijle touché van de harp. Barokspecialisten zouden voor een hoger tempo kiezen, dat wel, maar de Veldman-versie klonk niet onprettig.

Stanley en Walond sloten er als Händel-epigonen natuurlijk goed bij aan. Stanley’s goed te volgen Triosonate klonk vooral vrolijk. Walond’s Toccata niet minder. De zomeravondsfeer was wel duidelijk nu. Minne leek niet van plan, althans niet voor de pauze, om een ootmoedig bekommerde staat te verlangen van zijn gehoor. Ook met de volgende stukken dicteerde hij "nieuwe paden".

Want mochten we de componisten wellicht wel kennen, deze werkjes hoorden we niet eerder bij Booy. Ook het orgel moest er aan wennen, want de registratie zocht hier en daar nog naar een betere balans. Te zachte passages, te zware bassen beïnvloedden wel eens het juiste begrip van de compositie. Maar boeiend is het zeker om nieuwe, modernere werken te horen, waar de traditie rond het orgel van Booy een onverzadigbare aantrekkingskracht lijkt te hebben op evergreens en koraalvoorspelen.

Dat de Romanza and Allegretto opus 17 van Wolstenholme in één compositie horen verbaast eigenlijk wel. Het ene stuk lijkt weinig te maken te hebben met het andere. De staccato-begeleiding van de rechterhand met hoge fluitjes in het allegrettodeel viel op. Een vreemd stuk eigenlijk, dat de ene keer op een kindermelodie lijkt, het andere moment scherzo-trekjes vertoont, maar nergens een eenheid wordt.

De Processional van Mathias (eerder, in 2006, hoorden we van Veldman de bijbehorende Recessional) was veel overtuigender, met een bijzonder registergebruik, middeleeuwse citaten, spannende dissonanten, doedelzakimitaties en vooral, met een wervelende finale. Het leek of Minne bevrijd was van de concertstress. Hij speelde losser, enthousiaster. Het publiek voelde het haarfijn aan en gaf prompt een "open doekje". Terecht, want het was, na Händel, het mooiste, wat we te horen kregen voor de pauze.

Archer’s Scherzo daarna, een a-b-a-compositie, kende niet alleen in de structuur, maar ook in de frasering binnen de delen veel herhaling. Maximaal effect met een minimum aan originaliteit, zeg maar. Het tweede deel met de fijnzinnige tongwerken was het aardigst. Maar waarom moet daar dan zo’n ongenuanceerde, harde trompet overheen komen ? "Tekenfilmmuziek", fluisterde iemand rechts van mij.

John Rutters Toccata in seven sloot het concert voor de pauze af. Als het midden in de programmering had gezeten had het vast ook een "open doekje" gekregen. Nu viel dat niet zo op, want het "pauze-applaus" viel er mee samen. De drie twintigste eeuwse muziekstukken gaven zo achter elkaar wellicht een aardig idee van het karakter van de moderne Engelse orgelmuziek, luchtig, opgewekt, filmisch, geen post-moderne somberheid of futuristische soberheid. Maar dat we met deze "English style" naar eigentijdse meesterwerken hadden geluisterd zal toch ook niet snel beweerd worden. Er klonk in de aansluitende pauze bij de koffie dan ook vooral waardering voor de bijzondere nieuwheid van de muziekkeuze van Veldman (en zijn techniek): "Weer ’s wat anders".

Na de pauze volgde eerst, zoals aan het begin van het concert, een gedegen toelichting op de muziekkeuze. Het leek een compleet ander concert te worden, met voor en na een koraalbewerking en er tussen werken van Widor en Franck. In alle gevallen ook nu geen platgetreden paden.

Maar van Asma hoorden we wel betere improvisaties dan dit brave Beveel gerust uw wegen. Het koraal zelf deugt natuurlijk wel, maar die lange saaie aanloop er naar toe suggereert een fnuikende besluiteloosheid, waardoor je snakkend naar een oplossing inderdaad wilt uitroepen "beveel gerust uw wegen", want zelf weet ik het even niet meer.

Nou, daar had Widor met zijn La Chasse geen last van. Dit ging van de eerste tot de laatste noot over de jacht, recht toe recht aan, dichtbij en in de verte. En je moest onwillekeurig denken aan het onheilspellende lot van die 6000 wilde zwijnen op de Veluwe, die nog voor oktober een lood-injectie moeten krijgen. Trara, "la Chasse", en daarna met een goed glas wijn aan tafel rond het wildbraad.

Het volgende Allegro cantabilé had uiteraard een hoofdrol voor de tongwerken, waarmee lieflijk, zangerig het thema werd geschetst. Het kwam vaak genoeg terug om het stuk aardig te vinden. Maar de uitwerking was donker, lastig te volgen, met ritmische tekorten wellicht. Goed, dat Minne had verteld, dat dit oorspronkelijk voor orkest was geschreven. Een Engelsman, ene Westbrook, had het voor orgel bewerkt. Kennelijk had ie niet genoeg aan al het originele orgelwerk van Widor. Mooie lang aangehouden baslijnen, die in een orkest subtiel met de lage strijkers kunnen klinken, kwamen nu als een massieve laag over de compositie te liggen. Maar het zou zo maar met een lichtere registratie of op een ander orgel beter tot zijn recht kunnen komen.

De Final opus 21 van Franck was van dezelfde Cavaillé Coll-smaak, maar toch echt boeiender. Terecht dat Minne vooraf naar Bachs Toccata in F verwees: net zo’n lange pedaal-solo. De toccata-achtige finale was het mooiste deel van het stuk en ontlokte dan ook een "open doekje".

Na deze uitgebreide demonstratie van Minne's originele repertoirekennis mochten we nog genieten van zijn eigen compositietalenten. We kregen een fantasie over Psalm 86 vers 6, "Leer mij naar uw wil te hand'len", een stiller, eerste deel, en "Heer, mijn God, ik zal U loven", een stevige toccata. Een heerlijk traditioneel klinkend orgelwerk, waarna de preek eigenlijk overbodig is. De verootmoediging was er, de verheffing volgde, met vreugdetonen in het hart. De vaste "Booyers" glommen en gromden van genoegen bij zoveel bevindelijke stromen uit de orgelpijpen. We waren ten leste weer terug op de "oude paden". Asma + Zwart = Veldman, zeg maar ! Het overdonderend slotapplaus (ja, er waren veel bezoekers, ruim zeventig) dwong een toegift af. Dus nog maar een keer, met "God is getrouw, zijn plannen falen niet". We hoorden een triomferend orgel en een ongeremde Minne Veldman.

Het was meer dan goed zo. Urk kan trots zijn op zijn jubilerende Minne. En wij ook!